Wie het archeologische nieuws een beetje volgt, zal het opgevallen zijn dat de berichten met enige regelmaat terugkomen: vondsten van complexen waar in de Oudheid wijn werd gemaakt lijken aan de orde van dag. Vooral in het Midden-Oosten is de archeologische oogst de laatste jaren groot.

Tot in de Negev-woestijn worden druivenpitjes, perskuipen en amforen gevonden. De route van de wijn in de Oudheid is dan ook inmiddels vrij duidelijk: vanuit het ontstaansgebied op de Kaukasus, het huidige Georgië, Armenië en delen van Turkije en Iran, verspreide de cultuur van de wijnrank zich naar de kusten van de Middellandse Zee. Vandaar brachten Foeniciërs, Grieken, Etrusken en later Romeinen de druivenstok én de drank west- en noordwaarts.

Grand cru’s

Wijn bij de Romeinen was in eerste instantie bestemd voor godsdienstige rituelen, en werd alleen door de priesters gebruikt. Pas in de laatste twee eeuwen voor het begin van onze jaartelling werd het ook een drank voor bij de maaltijd. Toen was het drinken van wijn in ieder geval doorgedrongen tot alle lagen van de Romeinse bevolking, en kon je wijn in talloze kwaliteiten krijgen. In Pompeï zijn zelfs prijslijsten voor diverse soorten bewaard gebleven, op de muur van een taverne. Tot de verbeelding spreken tegenwoordig nog de grand cru’s, de topwijnen, met prachtige namen als Falernum, Caecubum en Massicum . Ze kwamen uit Campanië, ten zuiden van de stad, waar de vulkanische bodem een grote rol speelde in de kwaliteit van de wijnen. Tegenwoordig is dat overigens opnieuw zo. Andere bekende wijngaarden lagen elders in Italië: van Sicilië kwam Mamertinum, de lievelingswijn van Caesar, die in de 21ste eeuw opnieuw geproduceerd wordt door het bedrijf Planeta. En zelfs een koele bergstreek als Alto Adige produceerde in de Romeinse tijd al wijn: vanuit Aquilea, in de buurt van het tegenwoordige Triëste, werd de beroemde Raeticum verscheept.

Keltische wijnbouw

Waarschijnlijk is de wijnbouw in deze bergstreken, waaronder ook het latere Zwitserland, eerder ontstaan dan de komst van de Romeinen. In Valais, vanaf de bron van de Rhône tot aan het meer van Genève, zijn op diverse plaatsen druivenpitten gevonden die suggereren dat de Keltische bevolking al druiventeelt en wijnbouw kende. De Etrusken hadden uitgebreide handelscontacten met de Keltische stammen in deze regio, en ook aan bij archeologisch opgravingen gevonden vaatwerk en drinkgerei is de Etruskische invloed in deze Keltische gebieden te zien. Het dal van de Zwitserse Rhône kende in de Romeinse tijd zeker wijnbouw. Dit wordt onder andere aangetoond door de vondst van talloze snoeimessen voor wijnranken en opnieuw druivenpitten. Via die rivieren breidde de wijncultuur zich uiteindelijk ook tot onze streken uit. Of dat ook voor de wijnbouw gold, dat is echter nauwelijks meer vast te stellen.

Wijnbouw aan de Limes?

Uit de Lage Landen die tegenwoordig Nederland zijn, zijn geen villa’s of andere architectonische overblijfselen bekend die duiden op het verwerken van druiven. Druivenpitten uit de eerste eeuwen van onze jaartelling zijn eveneens nooit gevonden, noch landschappelijke aanwijzingen voor wijngaarden uit de Romeinse tijd. In België is in Schaarbeek, ten noorden van Brussel, in de negentiende eeuw een derde-eeuwse oscillum met Bacchuskop gevonden, een amulet dat, bevestigd aan een wijnrank of tak van een boom, de oogst van het omringende veld moest beschermen. Volgens sommigen duidt dit amulet op de aanwezigheid van een wijngaard in het Romeinse Schaarbeek. Opvallend is verder dat in Britannia, aan de andere kant van de Noordzee, in ieder geval wel wijngaarden zijn aangelegd door de Romeinen. Mogelijk achtte men het gebied direct ten zuiden van de Limes, de huidige Nederlandse provincies Zeeland, Brabant en Limburg, te onrustig voor kostbare wijnbouw?

Amforen en houten vaten

Maar de legionairs langs de grens stonden wel op hun rantsoenen wijn, en ook de eigenaren van villa’s kenden een wijncultuur. Dus wijn is hier zeker gedronken. Welke dat dan was, één van de zoete grand cru’s of toch wat zuurder spul uit noordelijker gebieden, dat zullen we wel nooit helemaal kunnen achterhalen. Het drinken van wijn gaf in ieder geval status, en een plaatselijke heer die de Romeinse leefwijze aannam, had behoefte aan goede wijn. Resten van amforen uit het noorden van Italië, de Provence en de Griekse eilanden tonen aan dat die wijnen hiernaartoe verscheept werden, evenals het bestaan van een wijncultuur. Ook de overblijfselen van de opvolger van de amfoor, het wijnvat – overigens een Keltische vinding – zijn door archeologen gevonden.

Drinkgerei

Een bijzondere wijnbeker uit de Romeinse tijd werd in Woerden gevonden, waar in de eerste eeuw na Chr. een fort werd aangelegd. Deze beker hoort waarschijnlijk meer bij het kroegleven en bij drankspelletjes dan bij een feestmaal in de villa.

De meest spectaculaire aanwijzingen voor een wijncultuur in de Romeinse Lage Landen komen uit de leefwereld van de villa: bronzen kannen, bekers en wijnzeven, samen met de talloze gave én kapotte fragmenten van glazen objecten. Beide zijn te bewonderen in tal van museale collecties.
Vooral de bronzen schat van Nistelrode (gemeente Bernheze) is een opvallende. Meer dan 30 bronzen voorwerpen maken er deel van uit, allemaal bestemd voor een maaltijd met veel drank. Sommige objecten zijn prachtig gedecoreerd. Fascinerend zijn vooral de wijnzeven en de mengvaten, die aangeven hoe de lokale elite hier in de tweede eeuw na Chr., net als in het verre Rome, wijn dronk. Minder goede wijn, dus niet de grand cru’s die ik zojuist noemde, werd vaak op smaak gebracht met honing en kruiden. Zeven waren nodig om vóór het drinken de vaste bestanddelen te verwijderen. Met een opscheplepel haalde men eerst de drank uit het opslagvat, en goot die ofwel in kannen, ofwel rechtstreeks in bekers. In een mengvat kon de wijn dan nog vermengd worden met water. Want pure wijn drinken, dat was iets voor de barbaren!

Bron: historiek.net – Mariella Beukers