Het oude Rome had een goede wijncultuur die veel lijkt op die van vandaag, met prestigieuze regio’s en cultwijnen. Maar één wijn stond bij de Romeinen boven de rest. Falernum was de duurste en meest gewilde wijn van het Romeinse rijk, een must-have op de tafels van de rijken, een statussymbool en het bezitten van meerdere amforen was een maatstaf voor iemands sociale status. Dit is het verhaal van Falernische wijn.

De Romeinen hadden een legende over de oorsprong van Falernische wijn. Een oude Romeinse boer (genaamd Falernus) die een nederig bestaan ​​leidde aan de voet van de berg Massico, ongeveer 50 kilometer ten noorden van Napels, kreeg op een dag bezoek van Bacchus. De wijngod had zich voor de gelegenheid onherkenbaar gemaakt. De nietsvermoedende Falernus maakte een eenvoudige maaltijd voor hem klaar, en uit dankbaarheid voor de gastvrijheid zorgde de god van de wijn ervoor dat de kopjes aan tafel vol raakten. Toen Falernus de volgende dag wakker werd met een kater, was Bacchus weg, en zijn hele berg was bedekt met gezonde wijnstokken.

Falernum zoals de Romeinen ‘m noemden was waarschijnlijk een wijn gemaakt van een druif die de Romeinen Aminea Gemina noemden. De productie van Falerno-wijn was beperkt tot een kleine regio die destijds bekend stond als Ager Falernus. Deze regio ligt in het noorden van Campania, Italië, specifiek in een klein gebied in de provincie Caserta. (Tegenwoordig omvat het gebied de Falerno del Massico DOC, waar de belangrijkste druiven Falanghina, Aglianico en Piedirosso zijn.)

Het superjaar 121 v.Chr.

Falernum werd verbouwd in drie wijngaarden op de hellingen van de berg Massico. Talloze “domeinen” bezaten een stukje in de drie wijngaarden. Halverwege de Massicaanse helling werd beschouwd als het beste terroir, en dat stuk was, althans voor een tijd, eigendom van één man, Faustus genaamd. En als de verdeling van de wijngaarden het systeem zoals dat nu bestaat voor de Bourgondische grand crus weerspiegelde, leek de hype rond Falernum helemaal Bordeaux.

De Romeinen namen Falernische wijn heel serieus, en ze investeerden veel tijd en moeite om hem te maken: ze kozen de beste druiven, selecteerden de beste amforen en specificeerden zelfs het jaar waarin het werd gemaakt, het gebied en de naam van de wijn.

Falernum uit 121 voor Christus – de zogenaamde Opimian-oogst – werd decennialang gevierd. Hij werd 60 jaar later geserveerd op een banket ter ere van Julius Caesar voor zijn veroveringen in Spanje. Tweehonderd jaar later werd er nog over dat superjaar geschreven – en werd hij blijkbaar nog steeds gedronken. Plinius de Oudere proefde hem in de eerste eeuw en schreef dat “de wijn tegen die tijd een beetje over zijn hoogtepunt heen was”. Petronius liet in 180 een 121 vChr serveren door Gaius Trimalchio, de parvenu-hansworst in zijn komedie Satyricon, om indruk te maken tijdens een etentje.

Een witte wijn die blijkbaar na 160 jaar nog drinkbaar was

Toen Falernische wijn een synoniem werd voor luxe, leidde de vraag ernaar onvermijdelijk tot valse, namaak-Falernum op de markt, een andere oude praktijk die vandaag de dag nog steeds leeft. Op een muur van een taverne die in Pompeii bewaard is gebleven, valt te lezen: “Voor één muntstuk kan je wijn drinken; voor twee kun je goeie drinken; voor vier kan je Falernum drinken.” Het illustreert hoe beroemd Falernum was, maar impliceert evenzeer gesjoemel: alsof je café om de hoek nu een echte Pétrus zou schenken. Er was zo’n vraag naar Falernische wijn dat in 180 na Christus de arts en fijnproever Galenus openlijk betwijfelde of alle wijn die als Falernum te koop was, echt was.

Wat moeten we ons trouwens voorstellen bij Falernum? Wat voor ’n wijn was het? Auteur, filosoof en geleerde Plinius identificeerde drie soorten Falernum: droog (austerum), zoet (dulce) en licht (tenue). Het was een witte wijn die 10 tot 15 jaar in grote klei-amforen werd gerijpt. Door de oxidatie kreeg de wijn een kleur van amber tot donkerbruin. Varro schreef over Falernische wijn die in waarde toenam naarmate hij ouder werd. We weten bijvoorbeeld dat een 160 jaar oude Falerno ooit in kristallen bekers aan de keizer in Rome werd geserveerd.

Vijf eeuwen aan de top

Wat weten we nog? De druiven werden laat geoogst, omdat een korte bevriezing of een paar dagen vorst de smaak van de resulterende wijn zou verbeteren. De druiven werden, zoals vaak gebeurde in de oudheid, eerst gedroogd voordat ze werden gefermenteerd tot 15 of 16 procent alcohol, hoewel de Romeinen hun wijnen tijdens het drinken met water verdunden. De Vin Santo en Amarone die we tegenwoordig drinken, worden op vrijwel dezelfde manier gemaakt als destijds de Falernum.

Falernum behoorde minstens vijf eeuwen tot de topwijnen van Rome, en doorstond de grillige smaken van veel keizers. Niet iedereen ging echter mee in de hype. Marcus Aurelius, een keizer die gewoonlijk zijn schouders ophaalde voor de fijnere dingen des leven, schreef “zelfs Falernische wijn is uiteindelijk gewoon sap van een tros druiven.”

Na de val van het West-Romeinse rijk ging de productie van Falernum door, maar begon langzaam af te nemen in zowel kwantiteit als roem, totdat een epidemie de wijngaarden verwoestte in het gebied dat ooit bekend stond als Ager Falernus. Aan het begin van de 20e eeuw was de productie van Falernische wijn al tientallen jaren gestaakt, en de faam van het wijnbouwgebied leek voorbestemd om slechts een herinnering te worden. Maar dat was buiten de passie van één man gerekend.

Opnieuw tot leven gebracht

Die man heette Francesco Paolo Avallone, een advocaat en hoogleraar Romeins recht aan de universiteit van Napels. Hij was vastberaden de legendarische wijn weer tot leven te brengen. Met de hulp van een team van vrienden en collega’s-professoren begon Avallone oude teksten te analyseren met als doel de karakteristieken van de wijn en zijn terroir te identificeren. Door de resultaten te matchen met de lokale druiven die ze vonden bij het onderzoeken van de regio, identificeerden ze de variëteiten die het best geschikt waren om Falernische wijn te recreëren.

Het onderzoek duurde enkele jaren en aan het einde van de jaren ’60 kon Francesco Paolo Avallone eindelijk de eerste wijngaard van de moderne Falernum planten. Hij noemde het pasgeboren wijnbedrijf Villa Matilde, naar de naam van zijn vrouw, die hem al die jaren in zijn passie had gesteund. Tegenwoordig wordt Villa Matilde geleid door de kinderen van Avallone, zijn dochter Maria Ida en zijn zoon Salvatore Avallone.

De nieuwe generatie heeft Villa Matilde het nieuwe millennium in geleid en heeft het ontwikkeld tot een modern wijnbedrijf met behoud van zijn oorspronkelijke identiteit, en zonder ooit zijn missie uit het oog te verliezen: de legendarische Ager Falernus terug op de wijnkaarten plaatsen en opnieuw verheffen naar het podium van befaamde wijnregio’s waar het thuishoort.

Villa Matilde’s Falerno del Massico won enkele van de meest prestigieuze onderscheidingen in Italië en daarbuiten, waaronder Gambero Rosso’s Tre Bicchieri en Bibenda’s Cinque Grappoli.

Bron: businessam.be (Mick Van Loon)