Voor alle vormen van degusteren van wijnen, en zeker voor het beschrijvend proeven, zijn volgende elementen absoluut vereist:

  • concentratie en stilte voor de proever;
  • een helder, goed verlicht en verlucht lokaal;
  • een witte achtergrond (wit tafelblad of papier);
  • goede en propere glazen (zoals o.a. de glazen van onze gilde);
  • respect voor de bevindingen van de medeproevers;
  • een zuivere mond: zeker geen zware maaltijd genuttigd hebben of koffie, cacao, bier, limonade of cola gedronken hebben;
  • niet te veel wijn inslikken: gevaar voor het benevelen van de heldere geest;
  • het juiste volume wijn in het glas;
  • noteren van de persoonlijke gegevens op een beoordelingsblad.

Enkele termen met hun betekenis.

AROMA Geurige bestanddelen die afkomstig zijn van de productie van de wijn. Fruitige,jonge geuren, vooral bij jonge wijn.
BLOEMIG Wijn met een bloemengeur (viooltjes, rozen…).
BODY (wijn met) Stevige robuuste wijn.
BOUQUET Geurige bestanddelen van een wijn die zich ontwikkelen tijdens het verblijf op fles, in de rijpingsperiode. Geëvolueerde geur.
BRUT Smaakaanduiding voor droge mousserende wijn
CORSE
(=gecorseerd)
Stevig, krachtig smakende wijn.
DIERLIJK Rodewijn-bouquet als leder, wild, muskus…
DORSTLESSEND Een soepele jonge wijn die zich vlot laat drinken.
DROOG (=sec) Wijn zonder spoor van (rest)suikers (< 4gr/l).
DRUIVIG Wijn met een uitgesproken druivengeur en/of -smaak.
EVENWICHTIG Harmonieuze wijn die een evenwicht bereikt met betrekking tot de drie basissmaken: zuur, zoet en bitter.
FLUWELIG Soepele harmonieuze wijn, smeltend op de tong.
FRIS (=fraicheur) Frisse fijne smaak veroorzaakt door de zuurtegraad.
FRUITIG Wijnen met een aroma en smaak van fruit.
In rode wijn: cassis, kers, besjes, framboos…
In witte wijn: abrikoos, appel, peer, citrusvruchten…
GENEREUS Wijn met een hoog alcoholgehalte.
GEROOSTERD Geur en smaak waarin de schroeiende zon in te herkennen is.
GROEN Wijn met een hoge zuurtegraad, of jonge wijn die nog niet op dronk is. ‘Groene’ witte wijn kan een groen uitzicht vertonen. Deze term wordt echter ook voor rode wijnen gebruikt!
HARD Wijn met een hoog gehalte aan zuren en tannine.
HOUTACHTIG Wijn die een houtgeur geeft, afkomstig van de eikenhouten gistings- en/of rijpingsvaten.
KOPPIG Wijn met een hoog alcoholgehalte die snel naar het hoofd stijgt.
KORT Een wijn met een relatief korte afdronk.
KRUIDIG Wijn met geurige kruiden (kaneel, kruidnagel, peper, heide…).
LICHT Een niet-volle wijn met een laag alcoholgehalte.
LIKEURACHTIG Een heel zoete wijn met een hoog suikergehalte. Bijna stroperig.
MOLLIG
(= moelleux)
Vettige wijn die fluwelig aandoet door zijn alcohol- en suikergehalte. Wordt vooral gebruikt bij zoete wijn met veel restsuiker.
NERVEUS Wijn die sterk zijn zuur laat proeven zonder agressief zuur te zijn.
ROND Soepele, fluwelige wijn die door lichte veroudering de scherpe jonge zure en bittere elementen heeft afgebouwd.
SCHRAAL Dunne, vlakke karakterloze wijn.
SOEPEL Lichte wijn met een goed evenwicht met een lichte aanwezigheid van jonge zuren
STEVIG Solide wijn met veel tannine.
VINEUS Een wijn die naar zijn oorsprong (de druiven) geurt en smaakt.
VOL Een stevige wijn met een hoog alcoholgehalte.
WRANG Een ruwe wijn die de indruk geeft langs de tong te schrapen. Het is meestal jonge wijn met (te) veel tannine.
ZWAAR Een volle grote wijn met veel vaste stoffen en alcohol en relatief weinig zuren.